11-03-2016

Bart van Tongeren oud - algemeen deken NOvA

"Onvrede over verhoorbijstand"

“We gaan ten onder aan leugenachtige, inhalige, het land ondermijnende advocaten.” Die kreet was te lezen onder een nieuwsbericht op internet met als kop ‘Advocaten bezorgd over bijstand bij politieverhoor’.

(Anonieme) lezersreacties zijn niet zelden ongefundeerd en puur vanuit emotie ingegeven. Maar ook in reacties van journalisten, ambtenaren en politici klinkt door dat het beeld bestaat dat de onrust en onvrede over verhoorbijstand binnen de advocatuur uitsluitend is ingegeven vanuit de zorg van strafrechtadvocaten over hun eigen portemonnee. Ze moeten wel die dikke auto kunnen blijven rijden, nietwaar?

De realiteit is een andere. De column van John van den Heuvel in de Telegraaf, die bol staat van stereotypen, aannames en onjuistheden, geeft mij aanleiding hierop te reageren.

Uiteraard spelen bedrijfseconomische argumenten in de discussie over verhoorbijstand ook een rol. Advocaten zijn nu eenmaal ondernemers en moeten hun kantoor draaiende houden. Degenen die werkzaam zijn in de toevoegingspraktijk weten dat dat momenteel alles behalve eenvoudig is. Dat geldt overigens zeker niet alleen voor het strafrecht. Ook op andere terreinen zoals het familierecht, arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht is het lastig om het hoofd boven water te houden. De afgelopen jaren is er veel vanaf gegaan.

De advocatuur slaakte dan ook een zucht van opluchting toen bleek dat de bezuinigingen werden bevroren en er fundamenteel nagedacht zou worden over een duurzaam stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. De minister moet dat laatste nog waarmaken. Het aanbod van de Nederlandse orde van advocaten om daaraan een bijdrage te leveren, staat.

In het strafrecht is wel al extra bezuinigd. Per 1 maart jl. heeft de strafrechtbalie er bovendien een niet te onderschatten klus bijgekregen. Aangehouden verdachten hebben recht op een advocaat tijdens alle verhoren. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming een prachtige ontwikkeling. Voor de praktijk een bijzonder uitdagende en organisatorisch ingewikkelde klus. Die klus wordt onmogelijk te klaren als je voor de bijstand tijdens al die verhoren een standaardtarief van 150 euro (en in de hele zware zaken 300 euro beschikbaar stelt.

Stel je voor: maandag 07.00 uur: piketmelding, middelzware zaak. Direct naar het bureau. Nadat je cliënt hebt gesproken wachten tot de politie klaar is om aan het verhoor te beginnen. Eind van de ochtend wordt cliënt twee uur verhoord. Even schorsen, dan nog twee uur. Vragen mag je - helaas - pas helemaal achteraf stellen, en dat kost ook nog ruim een uur. Dinsdagochtend weer verder, pas om 13.00 uur op kantoor. Woensdag: politie wil cliënt nog confronteren met verklaring van een getuige. Niet vergeten: eerst andere afspraken afzeggen! Verhoor van drie uur.

Gemiddeld uurtarief: een tientje. Voor dat bedrag kun je geen gespecialiseerde advocaat inhuren. Trek daarvan af de zitting die je hebt moeten laten waarnemen en je kunt er geld op toeleggen. Natuurlijk zijn er gevallen waarin het allemaal veel sneller gaat, maar dit scenario is heel reëel. En het kan zelfs nog tijdrovender: ook na de piketfase kan nog verhoorbijstand moeten worden verleend.

Advocaten zijn inderdaad ontevreden over de voorwaarden die de minister verhoorbijstand stelt. Oók over de financiële voorwaarden. En ze hebben gelijk. Ons verzoek aan de minister: een fatsoenlijke vergoeding voor de tijd die advocaten daadwerkelijk aan het verlenen van verhoorbijstand kwijt zijn. En laat hen rechtsbijstandverlener zijn, geen toeschouwer. Alleen op die wijze wordt het nieuwe recht op verhoorbijstand voor verdachten een effectief recht. En dat is toch de bedoeling?

Bart van Tongeren
Algemeen deken,
Nederlandse orde van advocaten