26-06-2020
Petra van Kampen oud - lid algemene raad NOvA
"Betrokkenheid"
Dat alles onder erkenning van het feit dat het werken binnen de sinds maart getroffen maatregelen veel heeft gevergd van de diverse organisaties binnen die keten (de zogenoemde ketenpartners) én de strafrechtadvocatuur (die is namelijk geen ketenpartner, maar ‘een partner van de keten’). Die erkenning is geheel terecht – en geldt overigens breder dan alleen de strafrechtadvocatuur. Een groot deel van de advocatuur heeft zich sinds maart het vuur uit de sloffen gelopen, de blaren op de tong gepraat en de inkt uit de pen geschreven vanuit hun hart voor de zaak en de zorg voor cliënten; niet alleen richting die cliënten, maar ook richting de NOvA.
Die input – en de niet aflatende inzet van de medewerkers van de NOvA daarbij – is voor de NOvA van grote waarde. Het helpt de NOvA om bij het OM, de ZM en het ministerie met uiterst concrete en niet zelden schrijnende voorbeelden inzichtelijk te maken wat een crisis doet met rechtzoekenden, met mensen – ook als het een verdachte betreft. Het helpt de NOvA enorm om richting te geven aan haar adviezen aan de strafrechtketen over onderwerpen als de Spoedwet, de Covid-19 wet, de diverse Tijdelijke Regelingen van de Rechtspraak, eerder uit de losse pols geventileerde ideeën om corona-achterstanden weg te werken (die achteraf merkwaardig accuraat blijken te zijn geweest) en de vraag hoe de rechtsbijstand – bijvoorbeeld in relatie tot de OM strafbeschikking – laagdrempelig en adequaat kan worden geregeld (ook financieel). De termijnen voor input waren soms ultrakort, de ideeën niet zelden nogal vaag omlijnd (en soms zelfs dat laatste niet), maar waardevolle input kwam er altijd. Voor veel advocaten en medewerkers van de NOvA is die grote betrokkenheid een vanzelfsprekendheid, die niettemin – of wellicht juist daarom – absoluut waardering verdient.
De laatste weken is die stroom signalen een beetje opgedroogd. Dat zou kunnen betekenen dat advocaten geen zorgen meer hebben. Dat zou kunnen. Het zou ook kunnen dat advocaten in sommige gevallen eenvoudigweg sprakeloos zijn of even naar adem moeten happen, omdat zij sommige dingen simpelweg niet begrijpen. Hoe kan het dat hele politiebureaus zijn ingericht op corona, behalve de plek van cliënt en diens advocaat? Hoe ingewikkeld kan het zijn om de betrokken advocaat te vragen of cliënt en advocaat op maandagavond om 8 uur beschikbaar zijn voor de behandeling van de zaak? Hoe kan het dat als wij waarschuwen voor de gevolgen van het (kort gezegd) afschalen van politierechterzittingen naar strafbeschikkingen en van de ‘MK’ naar ‘PR’ (PR-plus, zeg maar), dat niemand de mogelijke gevolgen daarvan lijkt te (willen) zien? Dat niemand lijkt te (willen) doorgronden dat die laatste maatregel concreet kan betekenen dat een strafzaak die pre-corona door twee keer drie rechters zou worden behandeld, nu door twee keer één rechter wordt behandeld? En dat dit, alleen al bezien vanuit het aspect van rechtsbescherming, echt wel ‘een dingetje’ is? Althans: dat het één van de ‘dingetjes’ is waarover goed moet worden nagedacht, zoals ook over de vraag wie financieel opdraait voor de ‘plus’?
Hoe het kan dat u daar niets van terugziet in Kamerbrieven, beleidsdocumenten en Tijdelijke Regelingen? Omdat wij er uiteindelijk niet over gaan. Omdat wij er veel van kunnen vinden – en veel van vinden – maar de keuzes uiteindelijk niet aan ons zijn. Een beetje zoals pleiten in de rechtszaal, inderdaad. Vinden we dat lastig? Best wel. Hebben we soms de neiging om het bijltje erbij neer te gooien? Inderdaad, soms. Maar na een dag van gemopper in onparlementaire bewoordingen en veel gesmijt met alles wat relatief onschuldig gesmeten kan worden, pakken we uiteindelijk altijd weer de draad op. Net als u. Omdat de betrokkenheid die wij voelen, omdat de betrokkenheid die u voelt, zich niet laat ontkennen. Omdat wij daarom onze mond niet kunnen houden. Dat zit in ons. Daar zijn wij voor.
Het na de kredietcrisis door de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling gepubliceerde rapport ‘Tegenkracht organiseren´ (2011) signaleert het grote belang van (tegen)kracht, zeker in tijden van crisis waarin een willekeurige sector zich vooral focust op één aspect; waarin alle (andere) neuzen dezelfde kant op staan. Een beetje zoals het wegwerken van corona-achterstanden in strafzaken, zeg maar. Ik citeer: “Een te eenzijdige focus heeft tot gevolg dat sectoren of actoren in die sectoren alleen nog maar gericht zijn op datgene wat iedereen wil of wat past in het dan heersende belang. Een sector bijt zich dan in de eigen staart, omdat zij de mogelijkheid van reflectie op het handelen volledig uitvlakt. De sector of organisatie meet het eigen handelen dan immers nog slechts aan één referentiepunt af, vanuit de veronderstelling dat dit ene belang sturend en corrigerend werkt” (p. 52). Het gevolg is een naar binnen gekeerd systeem, dat weinig reflexief is. Om dat te voorkomen is een tegenkracht nodig, aldus de Raad; een kracht die ervoor zorgt dat het externe belang, gericht op de maatschappelijke functie van de sector, gewaarborgd blijft. Een kracht die de sector bij de les houdt. U bent die kracht. Niet alleen uw cliënten zijn van u afhankelijk; het systeem is dat ook. Uw stem, uw ‘gemopper’, is van cruciaal belang voor het systeem. En trekt u zich daarbij – als het gaat om het wegwerken van achterstanden – vooral niet al te veel aan van het begrip ‘tijdelijkheid’. Heeft u ook zo’n donkerbruin vermoeden dat tijdelijk wel eens heel lang kan gaan duren?