Praktijkrechtspersonen

Als de advocaat via een praktijkrechtspersoon de praktijk uitoefent, zijn er regels waaraan de bestuurders (artikel 5.6 van de Verordening op de advocatuur), de oprichting (artikel 5.7 van de Verordening op de advocatuur) en het aandeelhouderschap en het stemrecht (artikel 5.8 van de Verordening op de advocatuur) moeten voldoen.

De regels beogen de onafhankelijkheid van de advocaat te waarborgen. De onafhankelijkheid kan immers onder druk komen te staan als de zeggenschap door, of de praktijk voor rekening en risico van, een niet-advocaat wordt gevoerd. Deze niet-advocaat is immers niet gebonden aan de kernwaarden, is niet genormeerd door regelgeving, valt niet onder toezicht en kan tuchtrechtelijk niet worden aangesproken.