Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Werkgroep Project procesreglementen
Stafbureau Civielrecht
T.a.v. mevrouw mr. F.R. Jansen, secretaris
Postbus 90613
2509 LP Den Haag
Den Haag, 1 juni 2007                    
Dossiernummer: 3.2.8/3
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Concept-procesreglement kort geding
Geachte leden van de werkgroep,

Per mailbericht van 22 maart jl. verzocht de projectleider Project procesreglementen, mr. Carla Laurentius, de Nederlandse Orde van Advocaten te adviseren over het concept-Procesreglement kort gedingprocedure rechtbank sector civiel alsmede het concept-aanvraagformulier kort geding.

De Algemene Raad heeft beide concepten voorgelegd aan zijn Adviescommissies Burgerlijk Procesrecht, die bijgaand advies heeft uitgebracht. De Algemene Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de commissie, en verzoekt u die bij de verdere  besluitvorming over de concepten te betrekken.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,



J.J.H. Suyver
algemeen secretaris


Bijlage

 
De Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten
Postbus 30851
2500 GW  DEN HAAG


Betreft: Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht: concept-procesreglement kort geding procedure

Geachte collegae en confrères
Datum 30 mei 2007 Prof. Mr C.J.J.C. van Nispen
advocaat
E  constant.vannispen@debrauw.com
T  +31 70 328 5577 (direct)
T  +31 70 328 5346 (secretaresse)
F  +31 70 324 9788
Onze ref. 081\Algemeen\NOVA Adviescommissie BPR (10528342)\10528342\b105-081\mm
Betreft: Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht: concept-procesreglement kort geding procedure.
Geachte collegae en confrères,


Op 22 maart jl. verzocht U ons advies uit te brengen omtrent het concept-procesreglement kortgedingprocedure rechtbank civiel.
Vooropgesteld zij dat dit reglement een grote verbetering inhoudt ten opzichte van de huidige situatie die nogal wordt gekenmerkt door regionaal procesrecht. Onze opmerkingen beperken zich tot enkele aspecten die met name voor de praktijk van belang zijn.

In het aanvraagformulier wordt gesteld dat stukken uiterlijk 24 uur vóór de terechtzitting in tweevoud moeten worden ingediend. De regel in 6.2 luidt iets genuanceerder, maar te vrezen valt dat de praktijk de 24-uurs termijn als regel zal gaan hanteren. In een normaal kort geding (waarvoor verhinderdata over een periode van vier weken moeten worden opgegeven) is deze termijn (veel) te kort. Een week lijkt redelijker, en in elk geval drie werkdagen. Uiteraard kan een productie die dan nog niet ter beschikking stond nadien worden overgelegd zolang dit niet in strijd komt met de goede procesorde en gelden in zaken van grote spoed geen vaste regels.

In het concept wordt gesteld dat indiening van berichten en stukken per email nog niet mogelijk is (sub 1.4). Hiervoor valt begrip op te brengen. Tussen advocaten onderling hoeft dit uitgangspunt niet te worden gehanteerd. Sub 1.5 zou kunnen worden vooropgesteld dat het afschrift aan de wederpartij (en eventuele overige partijen) gelijktijdig per email moet worden verzonden, en pas als dit niet mogelijk blijkt "op zodanige wijze, dat kan worden aangenomen dat deze partij(en) het bericht of stuk niet later dan de voorzieningenrechter ontvangen".

In 9.1 wordt bepaald dat de eisende partij de procedure kan intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen en dat in dat geval de voorzieningenrechter geen proceskostenveroordeling uitspreekt. Dit komt onjuist voor, zeker in zaken waarin de kostenveroordeling wordt uitgesproken op basis van art. 1019h en een substantieel bedrag kan uitmaken. Gewaakt moet met name dan worden tegen een eiser die een kort geding opzet om de wederpartij bezig te houden en de zaak één dag (of zelfs één uur) voor de zitting intrekt. Voor zover bekend is het thans in de praktijk veelal niet mogelijk in kort geding een vordering in te trekken en zich zodoende aan een kostenveroordeling te onttrekken; verwezen zij naar het aangehechte vonnis van de Haagse Voorzieningenrechter d.d. 23 juli 2003 (KG 03/704).

Tenslotte lijkt er vanuit te worden gegaan dat standaard een afschrift van de dagvaarding aan de pers ter beschikking wordt gesteld. Dit komt niet juist voor. De dagvaarding is evenmin als de andere processtukken een openbaar stuk; alleen de terechtzitting (in beginsel) en de uitspraak zijn openbaar. De vraag kan worden opgeworpen of afgifte van de dagvaarding aan de pers niet in strijd komt met het ambtsgeheim; zie Ph.H. van Goethem, Advocatenblad 1990, blz. 246. Het beginsel van openbaarheid van rechtspraak lijkt voldoende gediend met mededeling aan de pers van een wekelijkse zittingslijst.
Met vriendelijke groet,

C.J.J.C. van Nispen
voorzitter Adviescommissie BPR

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.