20-03-2020

Esther van den Bosch Beleidsadviseur straf(proces)recht NOvA

"Aanpassing wrakingsregeling is feitelijk onnodig"

Op 4 maart jl. vond in de Tweede Kamer een algemeen overleg plaats over diverse strafrechtelijke onderwerpen. Op de agenda stond onder meer een brief van de ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid over ‘vertragende factoren in het strafproces’.

De bewindslieden kondigden hierin een aantal maatregelen aan om tot een versnelling in strafzaken te komen. Daarbij richten zij hun pijlen vooral op het wrakingsinstrument, terwijl andere factoren sterk onderbelicht blijven. Denk aan de gebrekkige digitalisering, het te laat of niet aanvoeren van gedetineerde verdachten waardoor een zaak niet kan worden behandeld, een pas ter zitting doen van verzoeken tot wijziging van de tenlastelegging of het vergeten van het oproepen van een tolk bij een zitting. Het lijkt erop dat deze mogelijke oorzaken van vertragingen in het strafproces worden afgedaan als 'part of the game'.

Daarentegen zet het kabinet vol in op aanpassing van de wrakingsregeling, met als argument dat deze kwetsbaarheden zou bevatten. De voorgenomen aanpassingen houden kort gezegd in dat versnelde afhandeling door een enkelvoudige kamer mogelijk moet worden, zowel bij kennelijk niet-ontvankelijke als kennelijk ongegronde verzoeken. Daarnaast moet het wettelijk mogelijk worden gemaakt dat de rechtbank, na te zijn gewraakt, nog beslissingen kan nemen die geen uitstel dulden.

De NOvA heeft in een brief aan de Tweede Kamer gereageerd op deze plannen. Het instrument wraking is een belangrijke strafprocessuele waarborg, waarmee de verdediging twijfels over de onpartijdigheid van de rechter aan de orde kan stellen. Uit het feit dat het aantal wrakingsverzoeken relatief gering is blijkt dat er groot vertrouwen is in de onpartijdigheid van de rechter in Nederland.

In 2018 werden op een totaal van 1,52 miljoen aangebrachte zaken 750 wrakingsverzoeken ingediend, verdeeld over alle rechtsbieden (straf-, bestuurs- en civiel recht). In 20 van de 750 gevallen werd het wrakingsverzoek gehonoreerd. Het aantal wrakingsverzoeken is in de jaren 2015-2017 steeds gedaald; 2018 liet voor het eerst weer een stijging zien. Te verwachten valt dat de twee arresten van de Hoge Raad van september 2018, waarin een duidelijk kader wordt gesteld, het aantal wrakingsverzoeken weer zullen doen afnemen.

Een cijfermatige onderbouwing van het veronderstelde probleem, zowel ten aanzien van het veronderstelde oneigenlijke karakter van de inzet van het instrument wraking als de daadwerkelijke vertraging die een dergelijk verzoek oplevert in het (straf)proces, is niet gegeven. Voor een maatregel die een belangrijke rechtswaarborg inperkt, mag dat wel worden verwacht.

Vanuit de Kamer is hierop tijdens het algemeen overleg doorgevraagd. Daarbij is de vraag gesteld of er, mede gelet op de uitspraken van de Hoge Raad, op dit moment wel wetgeving nodig is. De minister voor Rechtsbescherming liet weten voorlopig voet bij stuk te houden. De NOvA blijft er bij de minister en de Kamer op aandringen eerst de plannen tot aanpassing van de wrakingsregeling met harde feiten te onderbouwen, voordat het kind met het badwater wordt weggegooid.