28-06-2018

Bert Fibbe oud- waarnemend deken NOvA

"Een evenwichtig strafproces?"

Momenteel legt de NOvA de laatste hand aan het advies over boeken 3 t/m 6 van het vernieuwde Wetboek van Strafvordering. Een niet geringe opgave gezien de extreem korte tijd die voor de consultatie is gegund. Eerder is al uitgebreid geadviseerd over de boeken 1 en 2. Inzet is te komen tot een evenwichtig nieuw wetboek, met voldoende rechtswaarborgen. Als ik de huidige voorstellen vergelijk met de plannen uit de Contourennota van 2015, lijkt er een hoop te zijn verbeterd.

De gedachte van het afschaffen van het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel werd gelukkig al snel verlaten. Ingrijpende (opsporing)bevoegdheden ‘snel en efficiënt’ bij AMvB kunnen regelen ging ook het departement te ver. Dat de politie niet zomaar lijkt weg te komen met het afdoen van noodzakelijke schriftelijke verantwoording als ‘onnodige administratieve last’ is ook winst. De wetsvoorstellen maken het bovendien weer mogelijk dat door politie of justitie gemaakte fouten in het strafproces kunnen worden gesanctioneerd. Sanctionering binnen het strafproces biedt meer garanties dat (vergelijkbare) fouten in de toekomst worden voorkomen. Dat is vanuit het perspectief van de rechtsbescherming bezien positief.

Een andere positieve ontwikkeling is dat in de nieuwe procedure rondom inbeslagname van verschoningsgerechtigde stukken wordt geregeld dat de rechter-commissaris zich voortaan bij zijn beoordeling slechts nog kan laten bijstaan door medewerkers van zijn eigen kabinet en niet door opsporingsambtenaren. Een goede ontwikkeling, omdat zo’n screening juist door een van de opsporing onafhankelijke instantie moet geschieden. Dat duidt erop dat de wetgever het verschoningsrecht als beginsel in een rechtsstaat serieus neemt.

Er zijn ook voorstellen waarbij de NOvA de veronderstelde bedoeling onderschrijft maar de uitwerking kritisch tegemoet ziet. Dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de plannen rondom de voorlopige hechtenis. De memorie van toelichting beschrijft dat het streven is het aantal gevallen van voorlopige hechtenis terug te dringen. Dat is hoognodig. Maar de vraag is of dat ook de uitwerking zal zijn van het huidige voorstel. Dezelfde twijfels betreffen de beoogde werking van de zogenoemde procesinleiding.

Naast (potentiële) verbeteringen zijn er helaas ook nog veel elementen die grote zorg baren. Het gaat dan bijvoorbeeld over de vraag of het ondervragingsrecht ter zitting voldoende kan worden geëffectueerd, of de verdediging bij een gedelegeerd RC-verhoor dezelfde rechten heeft als bij een RC-verhoor en over de nieuwe inrichting van het hoger beroep.

Al met al zijn er goede stappen gezet maar is er voor een echt evenwichtig strafproces nog wel werk aan de winkel. De NOvA blijft zich daar tijdens de parlementaire behandeling voor inspannen. Er is gelukkig nog tijd: het duurt minimaal nog enkele jaren voordat het nieuwe wetboek in werking zal treden.

Dat geeft ook ruimte om aandacht te blijven vragen voor onderbelichte zaken zoals de tekorten in de gefinancierde rechtsbijstand. Het nieuwe wetboek moet jaren mee. De verantwoordelijkheden die het aan de advocaat oplegt, zijn groot. Ook daarom is van belang dat de afbraak van de gefinancierde rechtsbijstand niet alleen stopt maar dat er wordt geïnvesteerd in een duurzaam stelsel van rechtsbijstand. Advocaten ontvangen nu geen adequate vergoeding. Een deel van hun werkzaamheden wordt domweg niet vergoed. Dat gaat ten koste van rechtsbescherming die iedere burger toekomt wanneer die ‘in handen van de overheid valt’. Hierin schuilt een groot risico voor een goede werking van het nieuwe wetboek.