27-09-2022

Robert Crince le Roy algemeen deken NOvA

"Toezicht in ontwikkeling"

Medio 2012 liepen de gemoederen binnen de balie hoog op toen staatssecretaris Teeven een rol van de Staat zag bij het toezicht op de advocatuur. De toenmalige ordebestuurders hebben alle zeilen moeten bijzetten om het toezicht binnen de eigen beroepsgroep te behouden met de Staat op passende afstand. Op 1 januari 2015 werd de Advocatenwet gewijzigd met behoud van het toezicht binnen de advocatuur, onafhankelijkheid van de Staat.

De verdere professionaliseringsslag van het toezicht, een gezamenlijke opgave voor de lokale dekens, het college van toezicht en de NOvA, werd vijf jaar later geëvalueerd.

De regelgevende bevoegdheid van de NOvA is geregeld door politiek en pers onder vuur genomen. Is de advocatuur zo wezenlijk anders dan andere beroepsgroepen? Het antwoord op die vraag is volmondig ja. Wij advocaten vormen een beroepsgroep die in zijn functioneren juist ten opzichte van de Staat onafhankelijk moet kunnen zijn. Veel (rechts)zaken zijn immers tegen de Staat en dan moeten advocaten – als dat nodig is op furieuze wijze[1] - tegen de Staat kunnen optreden.

Toezicht binnen de advocatuur is de beste waarborg voor de vrije toegang tot de advocaat die de geheimhouding bewaakt om te zorgen dat vertrouwelijke informatie tussen cliënt en advocaat vertrouwelijk blijft. Onder alle omstandigheden. “Wie anders dan advocaten zelf kunnen bepalen hoe zij zich dienen te gedragen.”[2]

Zelfregulering is van belang omdat advocaten de risico’s en kwetsbaarheden van het beroep van binnenuit kennen en zo over de kennis en expertise beschikken om de kwaliteit en integriteit van de beroepsgroep te bewaren en ondermijnende invloed tegen te gaan. 

De evaluatie van de wet in 2020 leverde als verbeterpunt op dat een landelijk toezichthouder wenselijk is om onafhankelijk, transparant, effectief, preventief en vooral uniform toezicht te bewerkstelligen, zodat gelijke gevallen overal gelijk worden behandeld. De NOvA heeft zich in 2019 al voor zo’n landelijk toezichthouder uitgesproken en de minister heeft nu aangeven dat die er ook daadwerkelijk komt: een Landelijke Toezichtautoriteit Advocatuur (LTA) die bestaat uit drie advocaten die vrijgesteld zijn van advocatuurlijke werkzaamheden en zich volledig op toezicht richten, met een verantwoorde ‘blik van buiten’ door niet advocaten. De minister wil niet dat aan deze ‘blik van buiten’ informatie wordt verstrekt die onder een van de advocaat afgeleide geheimhouding valt, omdat dit niet relevant is voor de uitoefening van de taken. 

De NOvA heeft zich altijd sterk gemaakt voor toezicht binnen de eigen beroepsgroep. Van belang is dat de stelselverantwoordelijk minister oog heeft voor de kernwaarden van de advocatuur en de bijzondere positie van onze beroepsgroep in de rechtsstaat. De minister wil over de voorgestelde versterking van het toezicht met de advocatuur in overleg treden. De algemene raad neemt die handschoen op met inachtneming van ieders verantwoordelijkheden en in samenwerking met de andere betrokkenen binnen de advocatuur, in het belang van goed toezicht op de advocatuur. Tegelijkertijd roept de minister op om gedurende de transitieperiode naar een LTA het toezicht met volle inzet te blijven uitoefenen, in het belang van goed toezicht op de advocatuur. Ik deel die oproep. 

[1] Mr. A.W.H. Docters van Leeuwen in het Advocatenblad van 18 november 2010
[2] Het bestaande is geen alternatief, mr. A.W.H. Docters van Leeuwen, maart 2010