Examen

De advocaat legt aan de commissie cassatie een opgave van het aantal opleidingspunten voor zoals aangegeven in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en derde lid, van de Verordening op de advocatuur via het model opgave opleidingspunten

In deze opgave beperkt de advocaat zich tot het vermelden van die activiteiten die naar eigen inzicht leiden tot tien cassatiewaardige opleidingspunten. Het is niet aan de commissie cassatie om uit een reeks van opgegeven activiteiten die activiteiten te lichten om te besluiten of aan het opleidingsvereiste van artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en derde lid, van de Verordening op de advocatuur is voldaan.

Opleidingspunten in het kader van civiele cassatie zijn behaald op terreinen die leiden tot verdieping van de kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek. Daartoe worden bijvoorbeeld niet gerekend:
• het schrijven van een blog;
• het doceren in het kader van de beroepsopleiding;
• het bezoeken van zogenoemde cassatiecorrespondentendagen, tenzij daaraan een actieve bijdrage is geleverd.
Bij de opgave geeft de advocaat zich rekenschap van de artikelen 20 van de Regeling op de advocatuur.

Examenstof
Met ingang van 1 oktober 2022 bestaat de examenstof, bedoeld in artikel 21 van de Regeling op de advocatuur, uit de volgende onderdelen:

a. de laatste druk van:
  • Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4, Kluwer Deventer;
  • Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen 7, met uitzondering van Hoofdstuk I (geschiedenis en rechtsvergelijking), Kluwer Deventer; (N.B. hoofdstuk 1 behoort niet tot de examenstof)
  • W.D.H. Asser, Civiele cassatie, Nijmegen: Ars Aequi Libri (cahiers privaatrecht), en
  • B.T.M. van der Wiel e.a. (red.), Cassatie, Wolters Kluwer 2019 Deventer.
b. jurisprudentie:
  • HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam): Verkoop onroerende zaak door overheidslichaam. Gebondenheid aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, gelijkheidsbeginsel (art. 3:14 BW). Verplichting voor overheidslichaam om mededingingsruimte en transparantie te bieden. Staatssteun?
  • HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1957, NJ 2022/236, mt nt. Keus: Verbintenissenrecht. Onteigeningsprocedure. Toezegging Staat tot aanleggen brug; gehoudenheid toezegging na te komen; maatstaf; art. 6:2 lid 2 BW.
  • HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:984 (onoverdraagbaarheid van vorderingen leidt ook tot onverpandbaarheid)
  • HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:683 Procesrecht. Gezag van gewijsde. Art. 236 Rv. Kan indien een vordering of verzoek is afgewezen en deze afwijzing berust op een voor gedaagde of verweerder nadelige beslissing over de rechtsbetrekking in geschil, die beslissing gezag van gewijsde krijgen? Heeft gedaagde of verweerder voldoende belang bij instellen van een rechtsmiddel?
  • een in de NJ gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze, representatief voor de eigen praktijk
c. administratieve en financiële aspecten van de cassatiepraktijk
  • in het bijzonder betreffende griffierechten en toevoegingszaken